“Het spijt me.” zei de witte man tegen de zwarte vrouw. “Ik vind het vreselijk wat er is gebeurd. Ik wist het niet. Ik heb het nooit gewild. Ik ben hier geboren, als erfgenaam van dit geweld en deze oorlogen.
Ik weet niet hoe ik me tegenover je moet verhouden. Ik wil je niet anders dan een ander beschouwen, maar ik kan niet ophouden te denken dat je anders bent. Ik voel me verantwoordelijk voor de misdaden van mijn soort, maar de gruwel is te groot. Ik schaam me voor mijn geschiedenis. Ik voel me schuldig voor de schatten die we hebben geroofd, de slaven die we hebben onthoofd, de rijkdom die we hebben gestolen. En toch ben ik onschuldig. Ikzelf heb jullie nooit iets misdaan. Ik ben hier geboren en ik wist het niet. Ik zou het willen goedmaken maar ik weet niet hoe. Ik durf niet voor jullie te spreken, dat hebben we al te lang gedaan. Ik kan geen oneindige schuld vereffenen. Ondanks mijn privileges kan ook ik niet leven van mijn dromen. Ook ik moet vechten voor een inkomen, ook ik moet mijn huis onderhouden.
Wanneer ik aan het leed denk dat jullie is aangedaan kan ik alleen maar mezelf verschuilen om eenzaam in een hoekje te huilen. Ik ben pathetisch, ik weet het, maar hoe leef je wetend dat jouw soort een ander heeft vermoord? Ik zou je om vergiffenis willen vragen, maar vrees dat je daar geen boodschap aan hebt. Ik zou je noodkreet willen steunen, maar mijn stem is zelf gesmoord. Het is slecht, ik weet het, maar ik heb het geloof in politiek verloren. Je bent vrij om me te veroordelen, maar weet dat ik mezelf veroordeel. Ik ben afkomstig van boeren die hun hele leven lang het land bewerkten, en alleen van jullie land uit legendes hoorden. Het praat me niet goed. Niets kan me goedpraten. Daarom zou ik willen zeggen wat ik niet durf te zeggen. Ik ben wit en miserabel, ik vrees de walging die je wel voor mij moet voelen. Ik zou mijn leven voor jullie moeten geven, en het zou nog te weinig zijn. En ik ben er niet toe in staat. Want ondanks de gruwel van het verleden, wil ook ik mijn plaats opeisen in deze wereld. Ik word er slecht van als ik denk wat jullie is overkomen, maar wat kan ik doen, wat kan ik doen?”
“Het is niet erg,” zei de zwarte vrouw tegen de witte man, “kom hier.” De zwarte vrouw opende haar armen en de witte man legde zijn hoofd op haar borst. Hij snikte. Ze sloeg haar armen rond hem en zei als een moeder tegen haar kind, “Het is in orde. Het komt goed. Het is in orde. Het komt goed.” Zo troostte de overleefster van slavernij en burgeroorlogen de nakomeling van haar geweldenaars. Want ze wist uit ervaring dat het soms nodig is het verleden te vergeten, om het heden te kunnen dragen, en dat het altijd nodig is om in de toekomst te geloven, zelfs als daar geen enkele reden toe bestaat.