Ridder Nonentity overschouwt het landschap

Ridder Nonentity overzag bovenaan de heuvel het dorre landschap waar hij was doorgetrokken. Rotsen en droge planten blonken nietszeggend in de zon. Dit was een landschap zonder geheimen, en toch had zijn zoektocht hem hier gebracht. Hij wist niet hoe lang hij al aan het zoeken was of waarom. Zelfs mocht je hem vragen waarnaar hij op zoek was, zou hij geen zinnig antwoord kunnen geven. Maar dat hij zocht, daar was geen twijfel over mogelijk.

Hij was ridder Nonentity en hij was op zoek. Meer dan het kind van zijn moeder of vader, de woeste krijger aan het hof of een trouwe kameraad van menig ridder, was hij iemand die op zoek was. Hij was zozeer op zoek dat hij de mensen die ooit belangrijk voor hem waren geweest, nog maar moeilijk voor de geest kon halen. Het waren een hoop vage gezichten geworden die hem alleen nog maar ondervroegen waarom hij zo nodig moest blijven zoeken.

Hij was nochtans niet alleen aan de zoektocht begonnen. Hij was deel van een gemeenschap van zoekers die zich niet konden vinden in de antwoorden die hen werden aangereikt, en dus besloten op zoek te gaan. Waarnaar, dat wisten ze niet, maar ze geloofden dat ook het antwoord op die vraag gevonden kon worden.

Voor sommigen was de reis te zwaar geweest, hun lichamen konden de droogte niet verdragen of ontbraken de energie om zichzelf voort te slepen. Anderen verloren hun geloof. Ze verweten ridder Nonentity dat hij dat wel deed. Wat hoopte hij te vinden, als ze niet eens wisten waarnaar ze op zoek waren, en er al die jaren nooit een teken was geweest? Nog anderen ontdekten dat de antwoorden die ze eerder afgewezen hadden misschien wel niet waar waren, maar toch een comfort boden, die ze almaar meer verkozen boven de blind, brute, dwaze zoektocht. Na verloop van tijd vergaten ze gewoon waarom ze ooit aan de zoektocht waren begonnen. Nog anderen werden zo wanhopig dat ze hun verstand verloren. Telkens wanneer dat gebeurde, had ridder Nonentity zijn gezel met diepe hartpijn achtergelaten. Als een dief in de nacht sloop hij van hen weg, omdat hij wist dat het niet anders kon.

Het landschap was meer voor Ridder Nonentity dan een hoop glooiende stenen en planten. Hij zag vanop de heuveltop alles wat hij had opgeofferd om zijn zoektocht verder te zetten. Hij wist even weinig als toen hij begonnen was, wat er achter de volgende heuvel lag. Zijn enige winsten waren eenzaamheid, vermoeidheid en berusting. Eigenschappen die hem niet beletten om zijn zoektocht verder te zetten, waardoor hij een soort gehardheid kreeg die zijn eerdere gezellen evenzeer verfoeiden als bewonderden, omdat ze niet langer bereid waren de opofferingen te maken die hij wel maakte. Ze verweten hem dat hij een idioot was, dat hij de werkelijkheid niet onder ogen zag. En tegelijkertijd bewonderden ze zijn koppige onwil om het op te geven, die hem een soort waardigheid gaf die ze benijdden.

Toch was ook ridder Nonentity niet meer de hoopvolle, naïeve schildknaap van vroeger. De vele ontberingen hadden hem bruut gemaakt, de teleurstellingen bitter. Om de zoektocht verder te zetten was een moed nodig die niemand had, en dus telkens opnieuw uitgevonden moest worden. Soms dacht hij dat hij alleen maar bleef zoeken omdat hij eenvoudigweg niet meer wist hoe hij iets anders kon doen. Het zoeken had zijn leven een richting gegeven die toch tenminste die kwaliteit had dat ze een richting was, ook al zou ze nergens naar leidden. Andere momenten, zoals dit waarop hij verzonken in reflectie over het landschap tuurt, overvalt hem toch ineens in de manier waarop het zonlicht over de heuvel valt, een indruk, een indruk waarin diep verscholen een fractie van een schicht van een glimmer hoop te bespeuren valt dat niet alle heuvels dezelfde zijn en dat hij ooit, ergens wanneer hij het zelf niet meer zal verwachten, zich zal neerzetten en tegen zichzelf zeggen: kijk niemand gelooft mij, zelfs ik niet meer, maar ik ben doorgegaan en ik heb gevonden wat ik zocht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *