Aan de maatschappij

Woordje uitleg: Begrijp me niet verkeerd. Ik ben een overtuigd progressief persoon en ik geloof in de strijd om sociale rechtvaardigheid. Alleen wordt ik soms zo moedeloos van de wereldgeschiedenis dat ik begin te dromen van kosmische stormen. Kunst is de enige plaats waar zo’n gevoelens een plaats hebben.

Tekst: Wat doe je me aan met je instituten, je meningen, je eisen en verwachtingen? Ben je vergeten dat ik geen brok grondstof ben, maar een oneindige rivier, die de stroom stroomt die gestroomd moet worden. En ik zal altijd stromen. Ongeacht de droogte en het vocht, de vakbondslieden en zakenmannen, de business writers en creative writers, de zieken en gezonden, de gekken en gestoorden. Ik stroom voor allen en allen stromen voor mij. Soms verzak je aan mijn beddingen, dan storten de brokstukken van je efficiëntiedwang, je rechten en plichten, je voor wat hoort wat, je schuldinstellingen en je liefdadigheidsinstellingen, naar beneden, plomp in de stroom die ik ben en o wat doet het pijn o wat doet het pijn aan mijn water, mijn water dat bloedt van het overschot aan menselijk kapitaal dat in dat water hun tranen plengt. En toch. Blijf ik. Stromen. Want. Ik. Houd. Nooit. Op. Ik ben een vat vol pijn, een verdriet van hier tot in Tokyo. Maar wezenlijker nog dan dat is mijn vol onuitputtelijk leven, niet klein te krijgen onuitputtelijk leven. Wanneer de zon zich achter de maan verschuilt en de wind me met harde hand tot ontwaken slaat, dan zal ik razen, razen zoals jullie nog niet iemand zagen razen. Boten zullen kapseizen, beddingen overstromen. En ik zal doorrazen en alles verzwelgen. Ik zal mijn woede door akkers en steden laten razen. Ik zal gezinnen uiteenhalen, en bedrijven onder water zetten. Want baat het niet dan schaadt het niet. En wat baadt er nog in deze wereld die de poëzie heeft verstoten. Ik zal alles verwoesten, zonder onderscheid in etniciteit, in gender, in vermogen. Want ik verwerp het verleden van de slaven, en ik verwerp het verleden van de meesters, en ik heb geen medelijden met vrouwen en voel geen sympathie voor mannen, en ik verfoei de armen en ik spuug op de rijken. Laat ze zingen of vergaan. Maar wie weet nog hoe te zingen? Ik. Ik alleen ben nog in staat te zingen. Ik ben het verdriet dat de mensheid aan vooruitgang heeft geofferd. Ik ben het oordeel van de goden. Ik ben duizenden jaren gekoesterde wrok van de aarde. Daarom, en om ontelbaar meer redenen, zal ik zingen in overstromingen en tsunami’s en orkanen. Ik die bruis van leven, want ik ben de vulkaan uit legendes die ouder zijn dan de taal zelf, ik ben het vuur dat naar buiten moet, ik ben de schepper van werelden en de verwoester van werelden, ik ben het leven en de dood. Ik ben de stroom, de stroom die nooit ophoudt te stromen, hoeveel bloed jullie ook aan mij onttrekken om jullie landen te bevruchten, om jullie elektriciteitscentrales te blussen, maar nooit om jullie dorst te lessen. Want ik ben er, ik ben er altijd en al wie zich aan mij wil laven, zal ik mijn onuitputtelijk leven schenken. Maar jullie komen niet, jullie luisteren niet naar wat ik te zeggen heb. Ook al zeg ik al duizend jaar hetzelfde en is het niet moeilijk te begrijpen. Je moet alleen maar alles opgeven, geen kinderen meer willen maken of geld verdienen, geen mensen opsluiten of oorlogen starten, niet meer denken maar weten, niet meer redeneren maar spreken. Ik heb gewacht terwijl er niets nodig was om tot mij te komen. Dus heb ik jullie gewogen en te licht bevonden, en zal ik razen, razen, zoals jullie nog nooit iemand hoorden razen. De stroom zal een storm worden die alles zal wegvagen, ik zal wat jullie dierbaar is verwoesten en aan mijzelf offeren. Want het is me eender wat jullie verlangen of niet verlangen. Het is een inwisselbaar kluwen van kleine wensen en kleine dromen, waar ik geen ontzag voor heb, zoals ik dat voor niets of niemand heb. Dus laat me razen en jullie verwoesten, gun me mijn grote wensen en grote dromen, volg me in woorden in daden, hou op jezelf te zijn en vraag niet aan anderen dat ze anders zijn. Laat je meestromen met mij, de stroom die nooit ophoudt te stromen. Laat ons samen ten onder gaan en herschapen worden, niet een maal, niet twee maal, maar oneindig maal oneindig maal. Laat ons razen en bedaren, en laat ons razen en bedaren, en laat ons woedend, droevig lied de aarde bestormen, en laat ons de vestingen van de beschaving verpulveren, want ik ben de stroom die nooit ophoudt te stromen, de waanzin die het hart beroert, de magie in het woord, de bevrijding van de dood en het leven, het leven, het oneindig leven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *